
Elkana wordt in de Bijbel genoemd als de man van Hanna en de vader van Samuël. Elkana was de zoon van Jerocham, hij woonde met zijn vrouw in Rama.[1] Jarenlang waren zij onvruchtbaar. Bij het jaarlijkse bezoek aan Siloam deed Hanna aan God een belofte: als zij een zoon van God zou krijgen, zou zij deze teruggeven voor de dienst aan God.[2] Een jaar later werd Samuël geboren. Toen hij oud genoeg was, bracht Hanna Samuël naar de priester Eli om hem te helpen bij de tempeldienst.[3] Hierna sprak zij een gebed uit, dat in de Bijbel werd opgetekend.[4]
De polygaam levende Elkana had daarnaast nog een tweede vrouw, die hem al eerder kinderen baarde: Peninna.