
Frederik Lodewijk Schlingemann (Doetinchem 27 september 1877 - Enschede 17 november 1944) was een Nederlands waterbouwkundige. Hij was na zijn studie aan de Polytechnische School te Delft, vanaf 1902 werkzaam bij Rijkswaterstaat vanuit verschillende standplaatsen. Zijn eerste standplaats was als "kweekeling" is in de vakantie van 1899 bij de werken aan de Nieuwe Waterweg. Zijn eerste "vaste" standplaast is de verbetering van de Overijsselse Vecht eind 1902. In 1905 wordt hij (inmiddels in Ommen) bevorderd tot ingenieur 3e klasse. Eind van dat jaar wordt hij waarnemend arrondissementsingenieur in Nijmegen. In januari 1906 wordt hij overgeplaatst naar het Noordzeekanaal, waar hij werkt aan de verlichting. Hij schrijft hierover een uitgebreid artikel in De Ingenieur. In 1911 wordt hij arrondissementsingenieur in Almelo. In 1914 wordt hij bevorderd to ingenieur 2e klasse en overgeplaatst naar Maastricht,
De Maaswerken
In 1916 ging hij met een kleine groep collega’s naar de Verenigde Staten om kanaalwerken en sluizen te bekijken als voorbereiding op de Maaswerken en de bouw van de Noordersluis bij IJmuiden.[1] Hij gaf daar later leiding aan de uitvoering van deze Maaskanalisatie. Al in 1916 werd hij benoemd in een voorbereidingscommissie voor die werken onder voorzitterschap van Johan Ramaer. In november 1918 wordt hij belast met de leiding over die werken.
In 1922 wordt hij Hoofdingenieur.
Directie Benedenrivieren
in 1930 werd hij benoemd tot hoofdingenieur-directeur der Directie Groote Rivieren. In 1933, bij de splitsing van deze Directie in Boven- en Benedenrivieren behield hij de laatste. In deze functie was hij een belangrijke steun voor Johan van Veen. Hij heeft zich hier ook sterk gemaakt voor een verbetering van de vaarweg van Dordrecht naar zee.[2]
Commissiewerk
Rijnvaartcommissie
Ook internationaal genoot hij bekendheid; in 1925 werd hij verzocht zitting te nemen in de Centrale Commissie voor de Rijnvaart en in 1926 in de Technische Commissie van de Volkenbond. Hij was de Nederlandse Rijnvaart-Commissaris in de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.[3] Hier heeft hij zich beziggehouden met de herziening van de Rijnvaartakte voor wat betreft de douanebepalingen.[4] Daarnaast was hij lid van de subcommissie belast met het onderzoek tot het bouwen van bruggen over de Rijn.
Havengewest Beneden-Maas
In 1929 is ingesteld:
een commissie voor een onderzoek naar de wijze waarop de havenbelangen van Rotterdam en omgeving het best zouden kunnen worden behartigd,welk onderzoek mede had te omvatten de voorziening in de behoefte aan handels- en industrieterreinen in verband met de verschepen van grondstoffen en goederen, aan verbindingen te land en te water en aan terreinen voor huisvesting van diegenen die in het havenbedrijf of industrie werkzaam zijn.
De commissie bracht in 1931 haar verslag uit; maar dit leidde niet een havengewest. Ir.Schlingemann was geen lid van bovenbedoelde commissie, doch wel nauw betrokken bij de behandeling van deze materie.
Commissie voor waterkrachtcentrales in Limburg.
In 1926 werd een commissie ingesteld om te onderzoeken of het bouwen van waterkrachtcentrales bij de Maas, in het bijzonder aan de stuw bij Linne en bij het Julianakanaal, van belang zou zijn voor de industrie in het mijngebied en voor de elektriciteitsvoorziening in Limburg en overig Nederland. In 1930 was de commissie met haar concept-eindrapport gereed.[5] Ir.Schlingemann was lid van deze commissie.
Privé
In 1942 werd hij vanwege zijn pensionering eervol uit rijksdienst ontslagen. Hij is een zoon van Rijck Christiaan Schlingemann en Elizabeth Henrietta Bulkley. Op 18 juni 1906 trad hij te Zwolle in het huwelijk met Johanna Catharina Magdalena van Reede, geboren te Zwolle op 15 maart 1882 en overleden te Maastricht op 4 januari 1915. Op 25 juni 1918 huwde hij ten tweede male te Roermond met Elisabeth Bryan Kate van Rossem, geboren te Sittard op 18 december 1893. Hij overleed te Enschede op 17 november 1944.[6]
In september 1932 is hij benoemd tot ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw. Ook was hij officier in de Orde van Oranje Nassau.
- Schlingemann, F.L. (3 oktober 1908). De electrische verlichting van het Noordzeekanaal. De Ingenieur 23 (40)
- Eenige aantekening naar aanleiding van een in 1916 gemaakte reis naar Noord-Amerika te bezichtiging van werken op waterbouwkundig gebied Rapporten en Mededeelingen van den Rijkswaterstaat, nr. 12, 1917
- (26 april 1919). Eenige mededeelingen over de Maaskanalisatie. De Ingenieur 34 (17)
- Kanalisatie van de Maas in Nederland, verslag over de vorderingen van de werken in het jaar 1920 en balans per 31 December 1920
- (1 januari 1921). Bouw van sluizen en stuwen voor de Maaskanalisatie. De Ingenieur 36 (1)
- Kanalisatie van de Maas in Nederland, verslag over de vorderingen van de werken in het jaar 1921 en balans per 31 December
- (1 juli 1922). De bouw van de muren van de sluis te Linne. De Ingenieur 37 (26)
- (22 augustus 1925). De stuwen van de gekanaliseerde Maas. De Ingenieur 40 (34)
- (6 oktober 1928). De werken bij Grave (inleiding bij een veldbezoek). De Ingenieur 43 (40)
- De stuwen van de gekanaliseerde Maas. Polyt. Weekblad p. 183—188 (1930)
- De verbetering van het Hellegat De ingenieur (48) no 27, 07-07-1933
- Het verkeer te water, Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap deel 50 (1933) 334-419;
- (17 maart 1933). Een nieuw vergelijkingspeil voor den Rijn. De Ingenieur 48 (11)
- (7 juli 1933). De verbetering van het Hellegat. De Ingenieur 48 (27)
- (31 mei 1935). De afvoer van het Rijnwater naar zee. De Ingenieur 50 (22)
- (6 november 1936). De Rotterdamsche waterweg 1866-1936. De Ingenieur 51 (45)
- (1 januari 1937). De opzegging door Duitschland van de Rijnvaartakte. De Ingenieur 52 (1)
- (16 juni 1939). De overeenkomst met Frankrijk en België betreffende de toepassing van de surtaxe d'entrepöt,. De Ingenieur 54 (24)
- (15 november 1940). Voorkoming van inflatie. De Ingenieur 55 (46)
- Rapport betreffende de werking van het "Centraal Baggerbedrijf",Rijkswaterstaat, 1940
- Rapport inzake de afsluiting van de Brielsche Maas en de Botlek, 1940
- De hoogheidsrechten op de Wielingen rijkswaterstaat, 1943
Bronnen en referenties
- ↑ (8 juli 1916). Bezoek aan de Verenigde Staten. De Ingenieur 31 (28)
- ↑ (17 juni 1932). De vaarweg van Dordrecht naar zee. De Ingenieur (25)
- ↑ (31 oktober 1925). Officiële berichten. De Ingenieur 40 (44)
- ↑ "Regeling surtaxe d’entrepôt", NRC, 4 april 1939. Geraadpleegd op 24 juli 2024. – via NRC.
- ↑ Groothoff, A. (19 december 1925). Staatscommissie inzake de electriciteitsvoorziening in Nederland. De Ingenieur 40 (51): 1082
- ↑ Ir. F.L. Schlingemann. 2.21.152 Inventaris van het archief van ir. F.L. Schlingemann 1922-1944. Nationaal Archief. Geraadpleegd op 24 juli 2012.