Hanani (Hebreeuws: חנני; mogelijk een verkorte vorm van 'Hananja') is een naam uit de Hebreeuwse Bijbel en heeft betrekking op vijf verschillende personen.
Profeet
Hanani is de naam van een profeet[1] die Asa, de koning van Juda bestrafte. Asa had namelijk een verbond met Benhadad I, de koning van Syrië gesloten.[2] Hanani zei Asa:
- 7 ..."Omdat u op de koning van Syrië gesteund hebt, en niet gesteund hebt op de HEERE, uw God, daarom is het leger van de koning van Syrië uit uw hand ontkomen.
- 8 Hadden de Cusjieten en de Libiërs niet een groot leger, met zeer veel strijdwagens en ruiters? Omdat u op de HEERE steunde, heeft Hij hen in uw hand gegeven.
- 9 Want de ogen van de HEERE trekken over de hele aarde, om Zich sterk te bewijzen aan hen van wie het hart volkomen is met Hem. U hebt hierin dwaas gehandeld, want vanaf nu zullen oorlogen uw deel zijn."[3]
Asa luisterde niet, maar sloot Hanani op.[4]
Hanani's zoon Jehu was profeet in de dagen van Basa, koning van Israël.[5]
Overige personen met de naam Hanani
In de Bijbel is er nog sprake van vier levieten met de naam Hanani.
- Een van Hemans veertien zonen.[6] Hij werd door het lot aangewezen als leider van een groep musici in de tempel.[7]
- Een priester, een nakomeling van Immer.[8] Hij was een van degenen die de opdracht van Ezra kregen om van hun buitenlandse vrouwen te scheiden.[9]
- Een broer van Nehemia. Hij reisde van Jeruzalem naar Susan in Perzië om Nehemia te informeren over de slechte staat van Jeruzalems muren.[10] Toen onder leiding van Nehemia de muren waren hersteld, was hij een van degenen die het bevel over Jeruzalem overnamen.[11]
- Een levitische priester en musicus uit Nehemia's tijd. Hij liep mee in de optocht tijdens de inwijding van de muren van Jeruzalem.[12]
Bronnen, noten en referenties
- ↑ In sommige Bijbelvertalingen wordt hij 'ziener' of 'visionair' genoemd.
- ↑ 2 Kronieken 16:1-6
- ↑ 2 Kronieken 16:7-9, Herziene Statenvertaling
- ↑ 2 Kronieken 16:10
- ↑ 1 Koningen 16:1-4, 7; 2 Kronieken 19:2, 3; 20:34
- ↑ 1 Kronieken 25:4-6
- ↑ 1 Kronieken 25:9, 25
- ↑ Ezra 2:36, 37
- ↑ Ezra 10:10-20
- ↑ Nehemia 1:2, 3
- ↑ Nehemia 7:1, 2
- ↑ Nehemia 12:31-36