Een landtong of uitham, vroeger ook wel nes, nis of neus genoemd, is een smal stuk land dat uitsteekt in zee of een binnenwater (bijvoorbeeld een smal schiereiland of een kaap). Het heeft soms de vorm van een tong: een smalle strook land die zich aan het uiteinde iets verbreedt. In dit laatste geval wordt er meestal uitdrukkelijk gesproken van een "landtong", terwijl het woord "uitham" (als antoniem van inham) iets breder kan gebruikt worden.[1]
Als een landtong een stuk water geheel of gedeeltelijk afsluit, heet het een schoorwal.
Zie ook
- Landengte, een smal stuk land tussen twee grotere landmassa's
- Schiereiland
Bronnen, noten en/of referenties
- ↑ Het Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal (1950) definieert een uitham in aardrijkskundige zin als een "landtong", waardoor beide woorden dus synoniemen zijn (zie link). Enkele andere gezaghebbende woordenboeken, zoals het Kramers' woordenboek (1976), maken echter een onderscheid tussen een landtong ("smalle uitloper van het land in zee") en een uitham ("naar buiten (inz. in het water) vooruitstekend stuk land"), waarbij een uitham dus niet per definitie smal moet zijn.