Deze pagina bevat een alfabetische lijst van de belangrijkste termen uit de Heraldiek, met verklaringen.
A · B · C · D · E · F · G · H · I · J · K · L · M · N · O · P · Q · R · S · T · U · V · W · X · Y · Z
A
- Aangepunt
- Een paal die aan de bovenkant spits toeloopt.
- Aangesloten
- Figuren die elkaar raken.
- Aangrenzende vlakken
- Een schakering van negen stukken beurtelings van metaal en kleur waarbij het schild door twee horizontale en twee verticale lijnen verdeeld wordt (Geschaakt).
- Aanziend
- Mensen of dieren die de toeschouwer lijken aan te kijken en waarbij het gelaat van voren is te zien.
- Adelaar
- Heraldisch figuur die vooral in Midden-Europa veel wordt gebruikt.
- Afgebroken
- Een paal die van een schildrand uitgaande de tegenovergesteld rand niet bereikt, doch er wel dichtbij komt.
- Afgeplat
- Afgesneden top.
- Afgerukt
- Afgesneden met ruwe kanten.
- Afgesneden
- Koppen van dieren die recht afgesneden zijn, van terzijde gezien. Wanneer de top ontbreekt en horizontaal weggesneden is spreekt met van een keper.
- Afgewend
- naar de andere kant, of van elkaar wegkijkend.
- Agnus Dei
- Een lam van god, dragende een wimpel of vaandel.
- Alliantiewapen
- Gewoonlijk een verdrag of samenwerkingsverband, vooral in de vorm van een huwelijk. Het mannelijke schild staat dan meestal recht en het vrouwelijke links.
- Andreaskruis
- Een kruis dat schuin staat, dus bestaande uit de twee diagonalen van een rechthoek. Het dankt zijn naam aan de apostel Andreas, die aan een dergelijk kruis zou zijn gekruisigd.
- Ankerkruis
- Verkort kruis met ankervormige gebogen uiteinden.
- Arabesk
- Oppervlaktedecoratie die gebruikt worden om reliëf aan te brengen.
- Arcering
- Stelsel van lijnen en punten.
- Argent
- benaming in de heraldiek voor de tinctuur zilver.
- Attribuut
- Afgebeelde heilige woorden.
- Azuur
- benaming in de heraldiek voor de kleur blauw. Wordt vaak voor arcering gebruikt.
B
- Baldakijn
- Een heraldisch "pronkstuk"
- Balksgewijs
- Horizontaal naast elkaar geplaatste stukken.
- Barensteel
- Een verkorte dwarsbalk voorzien van drie of meerdere verbredingen aan de onderkant wat wordt gezien als "breuk" ter onderscheid van de jongere tak van de oudere te scheiden.
- Bezant
- Bezant, een penning op een wapen als schijfje van goud of zilver weergegeven. Vergelijkbaar met een koek of bol, zie hieronder bij bol.
- Beslagen
- Wijze van aanduiding van bijvoorbeeld het aantal ringen om een hoorn.
- Bezaaid
- Een aantal figuren op een veld van een onbepaald aantal, enkele figuren moeten uit de schildrand komen.
- Blazoen
- De officiële beschrijving van een wapen
- Bol
- Schijfje op een wapen, ook wel koek genoemd. Vergelijkbaar met een bezant of penning.
- Bourgondisch kruis
- Schuingeplaatst kruis van twee knoestige stokken, soms laurierstokken genoemd, vaak eindigend in breed uitlopend omkrullend loofwerk
- Brak
- Op een wapen voorkomende jachthond. In Duitsland geeft een Bracke op een familiewapen vaak aan, dat het wapenvoerende geslacht jachtrecht bezit.
- Brisure
- Een breuk of bijteken in het wapen van een jongere zoon of van een bastaard
- Brocherende over
- in zijn geheel over de onderliggende vlakken en stukken heen geplaatst
C
- Canton
- Schildhoek
- Cartouche
- Omlijsting van een wapen
- Centaur
- Half mens, half paard
- Chef
- zie Schildhoofd
- Chevron
- zie Keper
- Cordelière
- Een van kunstige knopen voorzien koord dat rond een wapenschild is gelegd
- Coupé
- Een doorsneden schild
- Coupé mi parti
- Een doorsneden schild, waarvan de onderste helft gedeeld is
D
- Dekkleed
- Ook wel helmkleed genoemd, een op de helm vastgemaakt stuk stof.
- Dexter
- (heraldisch) rechts, bij een schuine lijn: van (heraldisch) rechtsboven naar linksonder. Het tegenovergestelde van sinister.
- Drieberg
- Een figuur op een wapen, bestaande uit drie halfronde toppen in de schildvoet waarbij de middelste het hoogste is.
- Droogscheerdersschaar
- Schaar met vierkant afgehakte einden
- Doorsneden
- een horizontaal in twee delen verdeeld schild
- Dubbele burcht
- Burcht met twee rijen kantelen elkaar
- Dubbelkoppige adelaar
- Een heraldische adelaar met twee koppen.
- Dubbelstaartig
- Leeuwenstaart waarvan de staart halverwege in twee delen is gesplitst
- Dwarsbalk
- Een balk in een balklaag die dwars of haaks tussen twee andere balken loopt, vaak als raveling (uitsparingsconstructie) voor een rookkanaal, trapgat of luik
- Dwarsbalksgewijs
- Onder elkaar geplaatst zoals bij een dwarsbalk
E
- Eenhoorn
- Fabeldier, een paard of veulen met een hoorn op zijn hoofd, een geitenbaard en gespleten hoeven.
- En chef
- In het schildhoofd geplaatst
- En pointe
- In de schildvoet geplaatst
- En sautoir
- Geplaatst als een schuinkruis
F
- Fasce of Faas
- Dwarsbalk
- Fasces
- Een bundel roeden
- Flank
- Zijkant van het schild
- Fleur-de-lys
- (ook fleur-de-lis of Franse lelie) wordt gebruikt in de heraldiek, waar ze vooral geassocieerd wordt met Frankrijk.
- Fleuron
- Een kroonblad
- Friese adelaar
- De zwarte adelaar, die de rechterhelft van het schild vult, wordt ook wel de Friese adelaar of, in een pleonasme, de "Friese halve adelaar" genoemd.
G
- Gaande leeuw
- Een van de tientallen verschillende wijzen waarop in de heraldiek leeuwen worden afgebeeld
- Gaffel
- Drie stroken, verticaal en rechts en links diagonaal, over het veld gericht, die elkaar in het midden van het schild raken, in een Y-vorm. Een verkort gaffel staat bekend in de Engelse heraldiek als een "Shakefork".
- Gecarteleerd
- Een schild met kwartieren
- Gedeeld
- een verticaal doormidden gedeeld schild (zie het schild bij Agnus dei)
- Gefaasd
- Gedwarsbalkt
- Gegeerd
- het veld is verdeeld in een aantal (normaal acht) driehoeken, gelijk aan een taart of pizza. Bij verdeling in een ander aantal dan acht stukken wordt het aantal stukken in de beschrijving aangegeven. Volgens Johannes Rietstap begint de eerste geer (vlakverdeling op het schild) bij een wapenbeschrijving in de rechterbovenhoek, om vervolgens linksom te gaan. Heraldisch links en rechts is beschouwd van de schildrager, het tegenovergestelde van de kijker.
- Generaliteitsleeuw
- Het wapen van de Unie van Utrecht, de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en is een voorloper van het Wapen van het Koninkrijk der Nederlanden. Zie ook Nederlandse leeuw
- Gekanteeld
- Lijn die voorzien is van kantelen
- Gekattoneerd
- Het plaatsen van figuren, twee boven en twee beneden als kwartieren
- Geknopt
- Een afwijkende kleur van de knop in een heraldische bloem
- Gepaald
- Mi Parti, een geometrische verdeling van het schild.
- Geschakeerd
- voorzien van een dam- of schaakbordmotief. Het kan hierbij om een heel wapen, een deel of zelfs een dwarsbalk of paal gaan
- Getralied
- Door elkaar gevlochten rechter- en linkerschuinbalken
- Gevoegd
- Zichtbare voegen in muurwerk
- Gewone stukken
- Alle stukken die niet tot herautstukken worden gerekend zoals delfstoffen, dieren, planten en dingen.
- Gravenkroon
- een kroon van drie bladeren of negen parels
- Groot wapen
- Wapencompositie voorzien van alle rechtmatig te voeren heraldische pronkstukken.
- Godslam
- zie Agnus Dei
- Griffioen
- Grijpvogel, ook wel vogelgrijp. Heraldisch fabeldier, half adelaar, half leeuw.
H
- Haal
- Haak in de schoorsteen waar een ketel aan hangt.
- Hartschild
- Een vijfde kwartier in het centrum van het schild.
- Helmkroon
- Een kroon geplaatst op de helm boven het schild
- Helmteken
- is een symbool of teken op een helm. Vaak wordt een helmteken als sculptuur bijvoorbeeld boven een wapenschild aan een timpaan toegevoegd (als ornament).
- Heraldische kleuren
- Een beperkt aantal kleuren. Men maakt onderscheid tussen heraldische kleuren, metalen en pelswerk.
- Herautstukken
- Geometrische figuren die gevormd worden vanuit de schildrand uitgaande lijnen
- Hermelijn
- Een pelswerk, een heraldische kleur die een regelmatige verdeling is van twee tinten.
- Hoed
- Vaak gebruikt als helmteken
- Hollandse tuin
- Een omheining met een hek aan de voorzijde.
- Huismerk
- Gelijnd hoekig teken waarmee een persoon of een boerderij en het daarbij behorende bezit worden aangeduid.
I
- Ingehoekt
- Driehoekige punten die vanuit de schildrand uitgaan
- Ingeschulpt
- Ronde uitgesneden tanden die naar het betreffende stuk gericht staan
J
- Jeruzalemkruis
- Een verkorte krukkenkruis waarin in elk ontstane kwartier weer een kleiner kruis is geplaatst
K
- Karbonkel
- Lelierad, figuur met een naaf en acht spaken die elk een leliestaf vormen
- Keel
- Rood (kleur)
- Keizerskroon
- De keizers van een aantal Europese keizerrijken en die van de keizerrijken die in de Europese koloniën ontstonden droegen een keizerskroon en voerden in hun heraldische wapen ook deze kroon.
- Keper
- Twee stroken rechts en links diagonaal over het veld gericht, die elkaar in het boven-midden van het schild raken
- Klimmende leeuw
- Een leeuw gezien van de zijkant, de stand van poten zodanig dat het lijkt alsof hij "klimt"
- Koek
- zie Bol
- Kromstaf
- In de geschiedenis in meerdere tijdsperioden en gebieden een bepaalde staf. Naast een voorwerp voor praktisch gebruik is het daarin een attribuut van een vooraanstaand persoon of een godheid. De kromstaf werd onder meer al ver voor de jaartelling in het Oude Egypte gebruikt door nomadische herders en als attribuut bij farao's.
- Kroon
- Als symbool boven op de helm als helmkroon en pas later boven het adellijke wapenschild.
- Krulkruis
- Een ankerkruis met spriraalvormige uiteinden
- Krukkenkruis
- Een verkort kruis waarvan elk uiteinde met een dwarsbalk is voorzien
- Kwartier
- Een vierde of kleiner deel van een schild
- Kwartileren
- Vermeerderen van een schild
L
- Laffe leeuw
- Een omkijkende leeuw
- Leeuw
- Een populair wapendier
- Lelierad
- zie Karbonkel
- Lictorenbundel
- zie Fasces
- Lozanje of Losange
- Ruit
- Luipaard
- zie Gaande leeuw
M
- Malie
- Ruitvormige uitgesneden ruit
- Markiezenkroon
- een kroon van vijf fleurons
- Merlet
- Eend zonder poten en snavel
- Molenijzer
- Figuur voorgesteld als een viertaksrijn met gebogen armen
- Morenkop
- Moor als figuur
- Motto
- Een kenspreuk waarmee een korte tekst wordt bedoeld, die de lijfspreuk van iets of iemand weergeeft.
- Muurkroon
- Een kroon die gemodelleerd is naar een fort of kasteel.
N
- Nassaus blauw
- Voorgeschreven rijkskleur
- Natuurlijke kleur
- Wanneer een heraldische kleur beperkingen geeft
- Nederlandse leeuw
- zie ook Generaliteitsleeuw
- Nederlandse Maagd
- Zinnebeeld van het Nederlandse gemenebest
O
- Ombrellino
- Bijzondere vorm van baldakijn en een van de insignes van de pausen van Rome
- Omgewend
- Wapenfiguren die heraldisch gezien naar links kijken
- Omziend
- Wapenfiguren waarvan het hoofd omgedraaid is
- Ondergrond
- Hetgeen wat buiten het schild is, daar waar de schildhouders op rusten.
- Ordeketen
- Gouden of zilveren versiersel, bestaande uit schakels, dat over beide schouders wordt gedragen door ridders in sommige ridderorden
- Over alles heen
- Een herautstuk of figuur bedekt andere stukken deels of geheel
- Overtopt
- Het ene stuk zweeft boven het andere
P
- Paalsgewijs
- Onder elkaar geplaatste figuren (als een paal)
- Palen
- Het vermeerderen van een wapenschild met een extra veld naast het voorgaande
- Paaslam
- zie Agnus Dei
- Pal
- Paal; een horizontaal in een aantal delen verdeeld vlak; wordt vaak omschreven als "een <aantal> palen <kleur of metaal> op een veld van <metaal of kleur>", waarbij bij een oneven aantal de kleinste hoeveelheid stukken worden beschreven als "pals" of"palen"; bij een even aantal als "gepaald van <totaal aantal palen> <kleur of metaal> en <metaal of kleur>"
- Parti
- Gedeeld
- Penning
- zie Bezant
- Pentagram
- Drudenvoet, een stervormige figuur met vijf punten
- Pijlenbundel
- In de heraldiek het zinnebeeld van de kracht die men gezamenlijk heeft
- Pronkstuk
- In de heraldiek een van de buiten het wapenschild aangebrachte elementen
R
- Raadselwapen
- Een wapen dat wat betreft kleur en metalen niet aan de regels voldoet, bijvoorbeeld kleur op kleur
- Raaf
- staat symbool voor overvloed en vrijgevigheid.
- Respectant
- Bijzonder heraldisch gebruik bij alliantiewapens
- Riddertoernooi
- Letterlijk "spel met speren" waarbij gewapende ridders met zwaarden tegen elkaar vochten
- Rijksbanier
- In de heraldiek een boven het wapen uitstekend vaandel of gonfalone aan een speer dat door keizers en koningen in hun wapens werd opgenomen
- Rijkskleuren
- Een schild van azuur, met daarop een voorstelling geheel in goud, zoals in het Rijkswapen
- Rijksstandaard
- Een van de regalia van het Koninkrijk der Nederlanden
- Rijkswapen
- Het officiële heraldische schild van een staat
- Rijn
- zie Molenijzer
- Roos
- Een heraldische bloem, meestal met vijf of zes bladeren, een roos voorstellende
- Rudolfinische keizerskroon
- Bepaald type keizerskroon
S
- Sabel
- Zwart (kleur)
- Saksenros
- Steigerend wit of zwart paard dat op vele gemeente-, stads- en streekwapens met een Saksische oorsprong voorkomt
- Saladins Adelaar
- Arabische Adelaar
- Sautoir
- Sint Andrieskruis, een schuinkruis
- Schabrak
- Paardendek in de kleuren van het wapen
- Scharlakenrood
- Heraldische kleur
- Schijfje
- Vlak rond schijfje van kleur of metaal. Zie resp. koek en bezant
- Schilddekking
- De aankleding van het schild, helm, helmteken, dekkleed en wrong
- Schildhoofd
- Het veld dat boven aan het wapenschild is geplaatst
- Schildhouder
- Een figuur dat een wapenschild vasthoudt.
- Schildvoet
- Het veld dat onder aan het wapenschild is geplaatst
- Schildzoom
- Een om het wapen aangebrachte rand. Deze kan gekarteld of golvend zijn en van iedere kleur, tinctuur (metaal) of vorm van vair zijn
- Schoof
- Samengebonden graanhalmen, heraldisch symbool
- Schoorsteenhaal
- Zie Haal
- Schuinstreep sinister
- Ook wel bastaardbalk, (verkorte) linkerschuinstaak of (verkorte) linkerschuinstreep (niet te verwarren met de linkerschuinbalk) is in de heraldiek een gebruikelijke aanduiding van een bastaard.
- Sinister
- De benaming voor links; het tegenovergestelde van dexter
- Sinopel
- Groen (kleur)
- Slangenkopkruis
- Verkort kruis met aan ieder uiteinde een slangenkop
- Sleutels van Petrus
- De symbolische weergave om de hemelpoort en de wereld ontsluiten
- Sprekend wapen
- Een wapen waarin de afbeelding verwijst naar de naam van de drager ervan.
- Staak
- Een smalle paal
- Streep
- Balk, een smalle dwarsbalk
- Streepkruis
- Zeer smal kruis, bijvoorbeeld over een gecarteleerd wapen dat is gevierendeeld, meestal bij schilden waarvan het veld uit een kleur bestaat
- Stukken
- Alle figuren op een wapenveld
- Standaard
- Een type vlag of vaandel
- Stedenmaagd
- Verpersoonlijking van een stad of land is een motief dat al in de oudheid op Griekse munten terug te vinden is
- Ster
- Als vaststaand element aan de hemel vormen in verschillende tradities een symbool.
T
- Toegewend
- Wapenfiguren die zich zichtbaar naar elkaar toekeren daardoor elkaar aankijken.
- Tinctuur
- In de heraldiek wordt met een tinctuur een metaal aangeduid.
- Tranché
- (Rechts)geschuind
U
- Uitgaande
- Uitgaande van de snijlijn, een figuur komt uit de lijn, bijvoorbeeld een Friese adelaar
- Uitgerukt
- Zichtbare wortels bij bomen en planten
- Uitgeschulpt
- Rond uitgesneden tanden die van het desbetreffende stuk afgericht zijn. Kleine tanden noemt men uitgetand.
- Uitkomend
- Wanneer figuren verschijnen uit een ander stuk, zoals bij het helmteken
V
- Vair
- Een pelswerk, een heraldische kleur die een regelmatige verdeling is van twee tinten
- Valdeur
- Deur van tralies meestal voorzien van scherpe punten vaak opgehaald in de poort van een burcht
- Van het veld
- Het beschreven stuk heeft dezelfde kleur als het veld
- Van hetzelfde
- Het beschreven stuk heeft dezelfde kleur als het vorige beschreven stuk
- Veld
- oppervlakte van het schild
- Verlicht
- De vensters in een bouwwerk hebben een afwijkende kleur
- Vermeerdering
- het toevoegen van kwartieren en velden aan het wapenschild.
- Verwen
- Kleuren
- Vlag
- Een stuk textiel dat bedoeld is om een bepaalde boodschap uit te drukken. Een vlag wordt gewoonlijk aan een vlaggenmast of vlaggenstok bevestigd.
- Vlucht
- Een helmteken in de vorm van vleugels
- Vogelgrijp
- Zie griffioen
- Vorstenhoed
- Het ceremoniële hoofddeksel van de Duitse vorsten en prinsen
- Vrijheidshoed
- Symbool voor vrijheid, dat wordt gebruikt in onder andere schilderkunst, op wapenschilden en op munten.
- Vrijkwartier
- Het vrijkwartier is afgebeeld in het rechter- of linkerbovenhoek waar anders het schildhoofd is afgebeeld
W
- Wapen
- Herkenningskleuren en/of symbolen van een persoon
- Wapenmantel
- Een heraldisch pronkstuk. Rond een wapen wordt een geplooide, al dan niet opgebonden mantel gehangen.
- Wapentent
- of baldakijn is een heraldisch pronkstuk. De koepel boven de wapentent herinnert aan de ronde tenten van de middeleeuwse ridders en de paviljoens of baldakijnen boven een troon.
- Wassende en afnemende maan
- De wassenaar is een bekend heraldisch symbool en is ook een belangrijk symbool van de Islam. In West-Europa komt hij vaak terug in wapens van plaatsen met een verleden in de Kruistochten, zoals Dokkum en natuurlijk Wassenaar.
- Wildeman
- Vrijwel naakte, met eikenloof omgorde woestelingen als schildhouders of figuur in het wapen gebruikt. Meestal dragen de wildemannen een houten knots.
- Wolfsangel
- Een heraldisch symbool en een in Noord-Europa bekende rune en huismerk(teken).
- Wrong
- In de heraldiek de opgerolde doek tussen de helm en het helmteken, welke op het wapenschild geplaatst zijn.
Z
- Zilver
- Zilverkleurig of wit
- Zoom
- zie schildzoom
- Zoomsgewijs
- Langs de schildrand geplaatst als een zoom
Zie ook
Bronnen, noten en/of referenties
- Heraldische Wapenkunde in de Nederlanden, online op website: wazamar.org
- Johannes Rietstap, Rietstaps Handboek der heraldiek Uitgave:J-.B. Rietstap & C. Pama, gedeeltelijk online op website: Books Google
- J. GODEFROY, Heraldiek, uitgave: N.V. WED. J. AHREND & ZOON, online op website: gutenberg.org
- Nachtegaal H.K. Heraldisch vademecum, 2003, Den Haag, Centraal Bureau voor Genealogie
- Pama, C. (1990). Prisma van heraldiek & genealogie. Spectrum, Utrecht. ISBN 9789027422187.