Marie Götze | ||||
---|---|---|---|---|
De Damen der Berliner Hofoper in 1908. V.l.n.r. Frances Rose, Marie Götze, Kammersängerin Emilie Welti-Herzog, Ida von Scheele-Müller en Hedwig Francillo-Kauffmann.
| ||||
Algemene informatie | ||||
Volledige naam | Marie Götze | |||
Geboortenaam | Marie Rigaud | |||
Geboren | 2 november 1865 | |||
Geboorteplaats | Berlijn | |||
Overleden | 1922 | |||
Land | Duitse Keizerrijk | |||
Werk | ||||
Beroep | operazangeres | |||
(en) MusicBrainz-profiel | ||||
|
Marie Götze, geboren Marie Rigaud, (2 november 1865 - 1922) was een Duits sopraan.
Biografie
Marie Götze studeerde zang aan het Sternsches Konservatorium. De prima donna werd bekend met de rol van Magdalena in Der Evangelimann en de Berlijnse premières van Salomé, waarin zij Herodias zong, en Klytämnestra, waarin zij de hoofdrol zong. Samen met Hildegard Götze schreef zij een portret van haar familie dat in kleine kring werd verspreid onder de titel Unsere Voreltern und unsere Eltern of Erzähltes und Erlebtes aus der Familie Rigaud.[1] Marie Götze trad in 1920 met Ellen Egerling en Paul Griese op in de film Die sprechende Hand van regisseur A. Rößler-Ullmann.
Rollen (selectie)
- Wereldpremières
- 1884: Ernst Frank: Hero, Berliner Hofoper (26 november)
- 1892: Felix von Weingartner: Genesius, Berliner Hofoper (15 november)
- 1893: Josef Forster: Die Rose von Pontevedra, Hoftheater von Gotha (31 juli)
- 1895: Wilhelm Kienzl: Der Evangelimann, Berliner Hofoper (4 mei) – Magdalena
- 1899: Albert Lortzing: Regina, Berliner Hofoper
- 1900: Ferdinand Hummel: Die Beichte, Berliner Hofoper
- 1902: Wilhelm Kienzl: Heilmar, der Narr, Berliner Hofoper (18 januari)
- Repertoire
Bizet:
Charpentier:
Cornelius:
Gluck:
Gounod:
Meyerbeer:
Nicolai:
Saint-Saëns:
|
Richard Strauss:
Tschaikowski:
Verdi:
Wagner:
|
Geluidsdocumenten
De oudste platen werden gemaakt door G & T in 1901 en werden opgenomen in Berlijn. Andere opnames werden uitgebracht door Odeon, Lyrophon, Anker, Pathé, Beka en HMV. Er zijn ook Edison cilinders uit 1905 (opgenomen in Berlijn). Marie Goetze was betrokken bij een van de eerste complete opnamen in de geschiedenis van de grammofoonplaten:
- Gounod: Faust, met Karl Jörn, Emmy Destinn, Desider Zador en Paul Knüpfer, dirigent: Bruno Seidler-Winkler, 1908 - als Siebel
Een compilatie van Truesound Transfers (nummer 3021) bevat een breed scala aan liederen en aria's:
- Liederen van Hettersdorf, Radecke, Schubert, Van der Stucken en Wagner.
- Aria's uit het Franse repertoire (La dame blanche, Le Prophète, Faust, Mignon, Carmen en Samson et Dalila), het Italiaanse repertoire (Orfeo ed Euridice, Il trovatore en Aida) en de Duitse opera Der Evangelimann.
Onderscheidingen
- Zij droeg de Orden für Kunst und Wissenschaft van Mecklenburg-Strelitz in Zilver (sinds 14 februari 1916).[2]
Literatuur
- Fritz Abhoff, Bildende Geister, Berlijn 1906
- Gudrun Wedel, Autobiographien von Frauen: ein Lexikon, 2010
Zie ook
- Dit artikel of een eerdere versie ervan is een (gedeeltelijke) vertaling van het artikel Marie Goetze op de Duitstalige Wikipedia, dat onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen valt. Zie de bewerkingsgeschiedenis aldaar.
- (de) Wedel, G., Autobiographien von Frauen, Böhlau, 2010, 1286 p., ISBN 9783412205850.