Mattathias (Oudgrieks Ματταθιας; (verondersteld) Hebreeuws מתתיהו Matityahu; † 165 v.Chr.) was degene die in 167 v.Chr. het initiatief nam voor de Makkabese opstand tegen de Seleucidische koning Antiochus IV Epiphanes.
Familie
Volgens Flavius Josephus heette Mattathias' vader Johannes, zijn grootvader Simon en zijn overgrootvader Ἀσαμωναῖος (Asamônaios of Asmoneüs),[1] wat kan worden terugherleid tot een (verondersteld) חשמון (Hebreeuws/Aramees).[2] Afhankelijk van de gebruikte transliteratie kan dit in Nederlandse schrijfwijze met 'Chasjmon' of 'Hasmon' weergegeven worden. Naar deze overgrootvader is de familie van de Hasmoneeën genoemd, die na het slagen van de door Mattathias geïnitieerde opstand een koningsdynastie zou vormen. Mattathias' zonen worden aangeduid als 'Makkabeeën', een bijnaam die aanvankelijk alleen op Judas Makkabeüs betrekking had.
Mattathias' familie was een Joodse priesterfamilie, die deel uitmaakte van de orde van Jojarib, een van de 24 priestergroepen die bij toerbeurt dienstdeden in de Joodse tempel in Jeruzalem. Zelf woonde Matthathias met zijn vijf zonen in het plaatsje Modeïn in Judea (het was niet ongebruikelijk dat een priester buiten Jeruzalem woonde).
Begin van de Makkabese opstand
Nadat Antiochus IV Epiphanes had bevolen dat Joden moesten offeren aan Baäl Hasjamaïm (het Seleucidische equivalent van Zeus), zond hij volgens het boek I Makkabeeën (2:1-28) beambten door Judea om de naleving van dit bevel af te dwingen. In Modeïn vroegen de beambten de priester Mattathias als eerste te offeren. Het bevel was echter strijdig met de Joodse godsdienst, waarin het monotheïsme centraal staat. Mattathias weigerde daarom het bevolen offer te brengen. Toen een andere inwoner uit Modeïn zich wel bereid toonde te offeren, doodde Mattathias de man en de twee beambten van Antiochus. Vervolgens trok hij zich met zijn zonen terug in de woestijn en riep hij Joden die de Thora eerbiedigden op hem te volgen. Dit vormde het begin van de Makkabese opstand.
Dood en nakomelingen
Twee jaar na het begin van de opstand overleed Mattathias. Hij werd begraven in zijn woonplaats Modeïn. De leiding van de opstand werd overgenomen door zijn zoon Judas Makkabeüs. Later gaven ook twee andere zonen van Mattathias, Jonathan en Simon, leiding aan de opstand. Mattathias' twee andere zonen, Johannes en Eleazar, sneuvelden tijdens de opstand.
Stamboom
Mattathias | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Johannes Makkabeüs | Simon Makkabeüs | Judas Makkabeüs | Eleazar Makkabeüs | Jonathan Makkabeüs | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Judas | Mattathias | Johannes Hyrkanus | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aristobulus I | Antigonus | Alexander Janneüs | Salome Alexandra | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aristobulus II | Hyrkanus II | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antigonus | Alexander | Alexandra | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aristobulus III | Herodes I | Mariamne | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Noten
- ↑ Zie Flavius Josephus, Joodse Oudheden: XII 265. Gearchiveerd op 13 september 2023.
- ↑ Vgl. de aanduiding "de zonen van חשמונאי [Chasjmôn'aj]" (m.Middot I 6) voor de Hasmoneeën in de Misjna en in latere Rabbijnse literatuur.