Musculi lumbricales manus | ||||
---|---|---|---|---|
Spier | ||||
Gegevens | ||||
Origo | musculus flexor digitorum profundus | |||
Insertie | radiale kant van iedere vinger | |||
Zenuw | nervus medianus (I en II), nervus ulnaris, Ramus profundus (III (variabel) en IV) | |||
|
De musculi lumbricales manus (Latijn voor "wormvormige handspieren") zijn een viertal dunne skeletspieren in de handpalm.
De musculi lumbricales manus zijn ongebruikelijke spieren aangezien ze niet rechtstreeks aan een bot hechten. In plaats daarvan komen ze voort uit de pezen van de musculus flexor digitorum profundus en hechten ze zich aan de dorsale aponeurosen van de vingers in het gebied van de gewrichten.
De m. lumbricales buigen de metacarpofalangeale gewrichten wanneer de vingers worden gestrekt. Ze zijn belangrijk voor precisiegrepen, zoals tijdens schrijven of het vasthouden van een stuk papier.
De m. lumbricales I en II worden geïnnerveerd door de nervus medianus. De m. lumbricalis IV en meestal ook de III worden geïnnerveerd door de diepe tak van de nervus ulnaris. Dit patroon komt voor bij 60% van de populatie. Maar er zijn ook andere innervatiepatronen. Bij ca. 20% van de mensen wordt alleen de m. lumbricales I geïnnerveerd door de medianuszenuw of alleen de IV door de nervus ulnaris, de rest door de andere zenuw. De innervatie van de musculi lumbricalis volgt altijd de innervatie van de bijbehorende m. flexor digitorum profundus.[1]
De bloedtoevoer van de vier m. lumbricales wordt verzorgd door vier verschillende bronnen: de oppervlakkige palmaire boog (arcus palmaris superficialis, de arteriae digitales palmares communes, de diepe palmaire boog (arcus palmaris profundus) en de arteriae digitales dorsales manus.
Bronnen
Dit artikel of een eerdere versie ervan is een (gedeeltelijke) vertaling van het artikel Musculi lumbricales (Hand) op de Duitstalige Wikipedia, dat onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen valt. Zie de bewerkingsgeschiedenis aldaar.
Referenties
- ↑ Last’s Anatomy – Regional and Applied. 10e uitgave. Chummy S. Sinnatamby, p64 en 82.