Rozetmos | |||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||
| |||||||||||||
Soort | |||||||||||||
Rhodobryum roseum (Hedw.) Limpr. (1892) | |||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||
Rozetmos op Wikispecies | |||||||||||||
|
Het rozetmos (Rhodobryum roseum) in mossoort uit de familie Bryaceae. Het groeit 'open schaduw' in dwergstruweel of aan bosranden op noordhellingen en in vrij droge valleien.
Kenmerken
Individuele planten worden ongeveer 5 tot 6 cm. Ze groeien in koppels tussen andere mossen of vormen donkergroene gazons. Het mos kenmerkt zich door de grote, rozetvormige kuifbladeren aan het uiteinde van de stengel, terwijl daaronder op de stengel slechts enkele schilferige, bladeren worden gevormd. De bladrozetten bestaan uit 15 tot 23 bladeren die droog gegolfd en gedraaid zijn. De bladranden zijn naar achteren gebogen en gezaagd in het bovenste deel van het blad en hebben geen duidelijke rand. De hoofdnerf eindigt onder de punt van het blad.
De lamina-cellen zijn langwerpig ruitvormig tot zeshoekig, ongeveer 100 tot 170 µm lang en 20 tot 40 µm breed.
Voorkomen
Het rozetmos is wijdverspreid in Duitsland en Europa, dringt door tot sub-alpine hoogten (ongeveer 2000 m). Het wordt ook gevonden in delen van Azië en Noord-Amerika. In Nederland komt het zeldzaam voor, maar plaatselijk kan het wel vrij algemeen zijn (zoals in het Noordhollands Duinreservaat). In het binnenland is het in het geheel of vrijwel geheel verdwenen. De laatste vondst op de zandgronden dateert van 1981 en werd gedaan in Zuidoost-Drenthe (Mepperdennen).
Foto's
-
Blad
-
Lamina cellen