Transitie betekent verandering. Als begrip komt het onder meer voor binnen de economie, cultuur, technologie, instituties, natuur, milieu, of verandering van aspecten van gender. Transities kunnen de nodige tijd vergen, het betreft dan een veranderproces.
Transities
Een bekende transitie is de energietransitie van steenkool naar aardgas als belangrijkste energiedrager. Deze vergt systeeminnovaties voor aardgaswinning en distributie, woningbouw en de ontwikkeling van (huishoudelijke) apparatuur. Andere transities waren de overgang van een industriële economie naar een diensteneconomie, en de demografische transitie van een hoog naar een laag sterfte- en geboortecijfer in West-Europa tussen 1750 en 1960.
In de maatschappij van de 19e, 20e en 21e eeuw zijn er op het vlak van landbouw, verkeer en vervoer, waterbeheer, energievoorziening, bouwsector en gezondheidszorg zijn er tal van 'niet-duurzame' situaties die volgens de heersende geest van de tijd vragen om systematische vernieuwingen op het niveau van technologieën, regels en organisatievormen. Transities kunnen een langdurig proces behelzen van meerdere generaties lang. Sommige vergen steun en inzet van bedrijven, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en burgers, als onderdelen van maatschappelijke netwerken.
Zowel wetenschappelijk als beleidsmatig zijn er experimenten met nieuwe vormen van sturing speciaal gericht op transities naar duurzaamheid, onder de noemer transitiemanagement. Ook vanuit de maatschappij worden initiatieven ontplooid. Voorbeelden daarvan zijn de lokale gemeenschappen die onder de noemer van Transitiestad (Transition town) zelf aan de slag gaan om hun manier van wonen, werken en leven duurzamer te maken.