Een vector is in de celbiologie en de moleculaire biologie de benaming voor een middel dat gebruikt wordt om genetisch materiaal (meestal DNA) in een cel of organisme te brengen. Er wordt een verschil gemaakt tussen klonerings- en expressievectoren.
Een kloneringsvector is in staat om zich autonoom te repliceren. Hij kan gebruikt worden om zg. stabiele cellijnen te maken. Dit betekent dat na deling van de cel, zowel de moeder- als de dochtercel een kopie van de vector bevatten. De techniek is tevens geschikt voor het maken van genetisch gemodificeerde organismen (ggo's).
Een expressievector is niet in staat zich te repliceren. Dit soort vectoren wordt vooral gebruikt voor het tot expressie brengen van (grote hoeveelheden) eiwit.
Vaak heeft een vector de vorm van een circulair stuk DNA (een plasmide). Maar hij kan ook in andere vormen voorkomen. Voor grotere DNA-fragmenten wordt vaak gebruikgemaakt van een cosmide. Er kan ook een beroep gedaan worden op artificiële chromosomen, zoals het 'Yeast Artificial Chromosome' (YAC) of het 'Bacterial Artificial Chromosome' (BAC). In sommige gevallen gebruikt men (bacterie)virussen.
Zie ook
- Lodish, H et al. (2000) Molecular Cell Biology 4th ed. New York: W. H. Freeman and Company.