Zoöfobie[1][2][3][4] (Grieks: ζῷον zōion, dier[5] en φόβος phóbos, angst/vrees[5]) is een irrationele vrees voor[6][2][7][3][4] of afkeer van dieren.[1]
Zoöfobie is een specifieke of enkelvoudige fobie. Met 3% de minst behandelde fobie[bron?], waarvan het overgrote deel vrouwelijke patiënten zijn. Ontstaat meestal als gevolg van een (jeugd)trauma. Ongedierte wekt ook vaak afschuw en angst en is daardoor vaak het onderwerp van een fobie. Deze fobieën zijn vaak cultureel gebonden en worden overgedragen van ouder op kind. Angst voor spinnen en muizen is veelvoorkomend in België en Nederland. In Noord-Amerika ziet men om dezelfde reden eerder angst voor slangen, en eekhoorns.
Lijst van dierenfobieën
- Ailurofobie, felinofobie, elurofobie, galeofobie of gatofobie : Angst voor katten en katachtigen
- Batrachofobie : angst voor amfibieën
- Entomofobie, angst voor insecten; meer specifiek: apifobie, angst voor bijen
- Equinofobie of Hippofobie : angst voor paarden
Literatuurverwijzingen
- ↑ a b Essen, J. van (1938). Beschrijvend en verklarend woordenboek der psychologie (1ste druk). Haarlem: De Erven F. Bohn. N.V.
- ↑ a b Berg, H. van den & Meijer, B. (1991). Zakwoordenboek van de psychiatrie. Arnhem: Elsevier-Koninklijke PBNA.
- ↑ a b Jochems, A.A.F. & Joosten, F.W.M.G. (2003). Coëlho Zakwoordenboek der geneeskunde (27ste druk). Doetinchem: ElsevierGezondheidszorg.
- ↑ a b Everdingen, J.J.E. van, Eerenbeemt, A.M.M. van den (2012). Pinkhof Geneeskundig woordenboek (12de druk). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
- ↑ a b Liddell, H.G. & Scott, R. (1940). A Greek-English Lexicon. revised and augmented throughout by Sir Henry Stuart Jones. with the assistance of. Roderick McKenzie. Oxford: Clarendon Press.
- ↑ Scharfetter, C. (1991). Allgemeine Psychopathologie. Eine Einführung (3de uitgave). Stuttgart/New York: George Thieme Verlag.
- ↑ Anderson, D.M. (2000). Dorland’s illustrated medical dictionary (29ste uitgave). Philadelphia/London/Toronto/Montreal/Sydney/Tokyo: W.B. Saunders Company.