Bosbessen-dennenbos | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Een zomeraspect van de associatie | |||||||
Syntaxonomische indeling | |||||||
| |||||||
Associatie | |||||||
Vaccinio-Pinetum Juraszek 1927 | |||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons |
Het bosbessen-dennenbos (Vaccinio-Pinetum) is een associatie uit het verbond van naaldbossen (Dicrano-Pinion). Het is een bosgemeenschap die voorkomt op droge, voedselarme en zure zandbodems en die gekenmerkt wordt door een goed ontwikkelde boomlaag met dominantie van naaldbomen, meestal grove den.
Het is het meest voorkomende naaldbos in Nederland en Vlaanderen maar ontstaat er zelden spontaan; meestal ontwikkelt het zich uit naaldhoutaanplantingen.
Naamgeving en codering
Synoniemen | ||
---|---|---|
Vaccinio myrtilli-Pinetum sylvestris Juraszek 1928 | ||
Leucobryo-Pinetum |
- Syntaxoncode voor Nederland (rVvN): r44Aa03
De wetenschappelijke naam Vaccinio-Pinetum is afgeleid van de botanische namen van twee belangrijke soorten in de associatie. Dit zijn rode bosbes (Vaccinium vitis-idaea) en grove den (Pinus sylvestris).
Fysiognomie
Het bosbessen-dennenbos lijkt van alle associaties uit de klasse van naaldbossen het meest op een volwaardig bos. De boomlaag is 10–15 m hoog en wordt overheerst door naaldbomen, meestal grove den. De toplaag laat (behalve bij fijnsparren) veel licht door, waardoor de struiklaag en kruidlaag meestal goed ontwikkeld zijn. Die struiklaag bestaat uit loofstruiken en jonge loofbomen, tenminste in natuurlijke bossen.
In de kruidlaag zijn vaak dwergstruiken als struikhei en blauwe bosbes bepalend. De moslaag is weinig tot zeer goed ontwikkeld, dat laatste vooral bij lorkenbossen.
Ecologie
Het bosbessen-dennenbos komt voor op droge tot vochtige, oligotrofe, zure zandgronden. Het betreft podzolgronden die meestal zijn bedekt met een dikke laag mor.
Deze vegetatie kan natuurlijk geëvolueerd zijn uit korstmossen-dennenbossen, maar ontwikkelt zich meestal uit naaldhoutaanplantingen. In de Lage Landen zal ze door natuurlijke successie geleidelijk overgaan in een berken-eikenbos. Na kaalkap van het bosbessen-dennenbos kan de wilgenroosje-associatie ontstaan.
Net zoals bij andere wintergroene naaldbostypen is het bosbessen-dennenbos bij uitstek geschikt om fijnstof uit de lucht te filteren.
Subassociaties in Nederland en Vlaanderen
Binnen het bosbessen-dennenbos worden in Nederland en Vlaanderen drie subassociaties onderscheiden.
Typische subassociatie
De typische subassociatie (Vaccinio-Pinetum typicum) heeft de hoogste presentie van rode bosbes en blauwe bosbes. In Nederland (conform de rVvN) gebruikt men voor deze subassociatie de syntaxoncode r44Aa03a.
Subassociatie met bochtige smele
Een subassociatie met bochtige smele (Vaccinio-Pinetum deschampsietosum) heeft overwegend grassen in de kruidlaag, vooral bochtige smele (Avenella flexuosa), die voorkomt in drogere delen van de vegetatie. In Nederland (conform de rVvN) gebruikt men voor deze subassociatie de syntaxoncode r44Aa03b.
Subassociatie met pijpenstrootje
Een subassociatie met pijpenstrootje (Vaccinio-Pinetum molinietosum) komt voor op de vochtigere delen en wordt gekenmerkt door pijpenstrootje. In Nederland (conform de rVvN) gebruikt men voor deze subassociatie de syntaxoncode r44Aa03c.
Verspreiding
Het verspreidingsgebied van het bosbessen-dennenbos omvat grote delen van Centraal-Europa (Duitsland, Polen); enkel daar geldt het als climaxvegetatie. Naar het westen toe komt zij enkel in gefragmenteerde vorm voor en kan daar enkel blijven bestaan door nieuwe aanplant.
In Nederland is ze algemeen in de stuifzanden op de hogere zandgronden en zeldzaam in de duinen. Het is goed vertegenwoordigd in de bosaanplanten in het Waddendistrict, vooral op Terschelling komt het nog veelvuldig voor.
Ook in Vlaanderen is deze gemeenschap algemeen op zandgronden in de Kempen.
Diagnostische taxa voor Nederland en Vlaanderen
De associatie heeft geen specifieke kentaxa, en ook de kensoorten van de klasse van naaldbossen en het verbond van naaldbossen zijn slecht vertegenwoordigd. Ze kan wel eenvoudig worden onderscheiden van de andere in de Lage Landen aanwezige naaldhoutgemeenschappen door een groot aantal differentiërende soorten.
De grove den is de meest voorkomende boom, maar kan in aanplantingen vervangen zijn door lorken (meestal Europese lariks, Japanse lariks of een hybride van beide), fijnspar, douglasspar of andere exotische soorten. In natuurlijke omstandigheden komt ook de zomereik frequent voor.
Daarnaast vinden we vooral soorten van droge heide, zoals struikhei, blauwe bosbes, bochtige smele en pijpenstrootje, naast soorten van stikstofrijkere standplaatsen zoals smalle en brede stekelvaren. Bij de mossen zijn vooral gewoon gaffeltandmos, bronsmos en heideklauwtjesmos meestal aanwezig. Het kussentjesmos, dat mee de naam van de associatie bepaald, komt vreemd genoeg slechts sporadisch voor.
In de onderstaande tabel staan de belangrijkste taxa voor Nederland en Vlaanderen.
Kentaxon | Diff.soort | Presentie | Triviale naam | Botanische naam | Opmerking |
---|---|---|---|---|---|
kV | > 60% | grove den | Pinus sylvestris | ||
> 70% | zomereik | Quercus robur | |||
> 50% | ruwe berk | Betula pendula | |||
> 30% | Japanse goudlarix | Pseudolarix kaempferi | |||
> 20% | zachte berk | Betula pubescens | |||
> 10% | Amerikaanse eik | Quercus rubra | |||
> 10% | beuk | Fagus sylvatica |
Kensoort | Diff.soort | Presentie | Triviale naam | Botanische naam | Opmerking |
---|---|---|---|---|---|
dA | > 60% | wilde lijsterbes | Sorbus aucuparia | t.o.v. het gaffeltandmos-jeneverbesstruweel en korstmossen-dennenbos | |
dA | > 40% | sporkehout | Frangula alnus | t.o.v. het korstmossen-dennenbos | |
> 30% | Amerikaanse vogelkers | Prunus serotina |
Kensoort | Diff.soort | Presentie | Triviale naam | Botanische naam | Opmerking |
---|---|---|---|---|---|
kK | < 10% | dennenorchis | Goodyera repens | ||
dA | > 80% | bochtige smele | Avenella flexuosa | t.o.v. het gaffeltandmos-jeneverbesstruweel en korstmossen-dennenbos | |
dA | > 40% | smalle stekelvaren | Dryopteris carthusiana | t.o.v. het korstmossen-dennenbos | |
> 40% | pijpenstrootje | Molinia caerulea | |||
dA | > 40% | blauwe bosbes | Vaccinium myrtillus | t.o.v. het gaffeltandmos-jeneverbesstruweel en korstmossen-dennenbos | |
> 30% | rankende helmbloem | Ceratocapnos claviculata | |||
dA | > 30% | brede stekelvaren | Dryopteris dilatata | t.o.v. het korstmossen-dennenbos | |
> 30% | gewone braam | Rubus fruticosus | |||
> 20% | struikhei | Calluna vulgaris | |||
> 20% | liggend walstro | Galium saxatile | |||
> 20% | schapenzuring | Rumex acetosella | |||
> 20% | wilgenroosje | Chamaenerion angustifolium | |||
> 20% | wilde kamperfoelie | Lonicera periclymenum | |||
dA | rode bosbes | Vaccinium vitis-idaea | t.o.v. het korstmossen-dennenbos | ||
kraaihei | Empetrum nigrum |
Kentaxon | Diff.soort | Presentie | Triviale naam | Botanische naam | Opmerking |
---|---|---|---|---|---|
> 70% | gewoon gaffeltandmos | Dicranum scoparium | |||
> 60% | bronsmos | Pleurozium schreberi | |||
> 50% | heideklauwtjesmos | Hypnum jutlandicum | |||
> 40% | fraai haarmos | Polytrichum formosum | |||
dA | > 30% | groot laddermos | Pseudoscleropodium purum | t.o.v. het korstmossen-dennenbos | |
> 20% | gewoon dikkopmos | Brachythecium rutabulum | |||
> 20% | fijn laddermos | Kindbergia praelonga | |||
> 20% | gewoon klauwtjesmos | Hypnum cupressiforme | |||
> 10% | gewoon pluisjesmos | Dicranella heteromalla | |||
> 10% | gedrongen kantmos | Lophocolea heterophylla | |||
> 10% | gewoon peermos | Pohlia nutans | |||
> 10% | krom platmos | Plagiothecium laetum | |||
> 10% | gewoon sterrenmos | Mnium hornum | |||
> 10% | boskronkelsteeltje | Campylopus flexuosus | |||
dA | kussentjesmos | Leucobryum glaucum | t.o.v. korstmossen-dennenbos |
Fotogalerij
-
Een herfstaspect van de typische subassociatie
-
Zicht op opstanden van verschillende leeftijden
- Schaminée, J.H.J, Sýkora, K., Smits, N. & Horsthuis, M. (2010). Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland. KNNV Uitgeverij, Zeist.
- K.Sýkora, 2008: Field Guide Dutch Plant Communities. Species composition and ecology
- B. te Linde & L-J van den Berg (2009): Inventarisering Natura 2000 gebied 63: Bekendelle 2009. Stichting Berglinde, in opdracht van Provincie Gelderland
- (en) D.L.Kelly & A.Connolly (2000): A review of the plant communities associated with scots pine (Pinus sylvestris L.) in Europe, and an evaluation of putative indicator/specialist species. Invest. Agr.: Sist. Recur. For.: Fuera de Serie n.º 1-2000
- (fr) S. Muller (2005): Phytocénoses d’indigénat du Pin sylvestre sur affl eurements de grès des Vosges du Nord, France. Ferrantia • 44 / 2005