Pinus albicaulis IUCN-status: Bedreigd[1] (2011) | |||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Enkele asgrijze dennen | |||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||
| |||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||
Pinus albicaulis Engelm. (1868) | |||||||||||||||
Verspreidingsgebied | |||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||||
Pinus albicaulis op Wikispecies | |||||||||||||||
|
Pinus albicaulis of asgrijze den is een groenblijvende conifeer uit de dennenfamilie (Pinaceae) die voorkomt in de berggebieden in het westen van Noord-Amerika. Door de grote hoogtes en de blootstelling aan kille winden krullen de stammen en takken vaak. Het is om deze reden dat de boom in het Engels weleens creeping pine wordt genoemd. (Let wel: ook Pinus mugo, Pinus pumila en Microcachrys tetragona worden creeping pine genoemd.) Andere namen zijn whitebark pine, white pine, pitch pine en scrub pine.
Voorkomen
De boom komt van nature voor in bergachtige gebieden in de Canadese provincies Brits-Columbia en Alberta en de Amerikaanse staten Washington, Oregon, Idaho, Montana en Californië. Pinus albicaulis komt voor op dunne, koude en rotsachtige bodems onder of op de boomgrens, op hoogtes tussen 1300 en 3700 meter boven het zeeniveau, meer bepaald in de Sierra Nevada, Cascade Range, Pacific Coast Ranges en de noordelijke Rocky Mountains.
Beschrijving
De bomen kunnen tot 21 meter hoog worden en een stamdiameter van 1,5 meter halen. Pinus albicaulis is evenwel meestal een traag groeiende, struikachtige conifeer. De schors kleurt grijswit en wordt bij oude bomen dikker met smalle, bruine, gespleten fragmenten. De naalden zijn 3 tot 7 cm lang. Zoals bij alle soft pines, groeien de naalden in bundels van vijf. Mannelijke kegelvruchten zijn scharlakenrood en 10 à 15 cm lang. Vrouwelijke kegels of zaadkegels blijven aan de boom hangen en openen niet uit zichzelf. Ze worden 4 tot 8 cm lang.
Vers gezaagd hout heeft een zoete geur.
Vergelijking met andere soorten
Zoals andere zogenaamde 'witte dennen' heeft Pinus albicaulis bundels van vijf groenblijvende naalden. Hierin verschilt P. albicaulis onder meer van de in omgeving voorkomende P. contorta (met twee naalden per bundel) en P. ponderosa en P. jeffreyi (met drie naalden per bundel).
P. albicaulis van P. flexilis (buigzame den) onderscheiden is veel moeilijker. De asgrijze den heeft kegels van 4 tot 8 cm lang die initieel donkerpaars zijn en die niet opengaan wanneer ze drogen. De schubben breken evenwel snel wanneer de grijze notenkraker, waar P. albicaulis van afhangt voor de verspreiding van haar zaden, ermee aan de slag gaat. Mannelijke kegelvruchtjes zijn scharlakenrood. De buigzame den, daarentegen, heeft kegels die 6 tot 12 cm lang worden en die eerst groen zijn; de kegels openen om de zaden vrij te geven; de schubben zijn niet gemakkelijk te breken. De mannelijke kegelvruchten zijn hier geel.
Het verschil tussen P. albicaulis en P. monticola (Amerikaanse witte den) kan, wanneer men niet over kegels beschikt, ook onduidelijk zijn. P. monticola heeft nochtans fijn wit geboorde naalden, terwijl P. albicaulis dat niet heeft. De naalden van P. albicaulis zijn bovendien iets korter.
- Pinus albicaulis in de Flora of North America
- Owen Johnson & David More, ANWB Bomengids van Europa, ANWB B.V., Den Haag, 2005.