De Marine of zeemacht is het onderdeel van de strijdkrachten dat zich bezighoudt met de oorlogsvoering op zee. De Nederlandse marine heet sinds 1905 officieel de Koninklijke Marine. Vóór 1795 werd voor de marine de benaming Admiraliteit gebruikt. Zeegevechten bestaan al sinds de mensheid gebruik begon te maken van krijgsvoertuigen die zich over het water konden voortbewegen. De meeste landen en stadstaatjes uit de oudheid hadden geen onafhankelijke marine, maar hun kooplieden bewapenden wel vaak hun schepen. In de beginjaren van de 16e eeuw bestonden er nog geen echte oorlogsschepen. De koopvaardijschepen waren soms, voor de veiligheid, bewapend met kanonnen en werden tijdens een oorlog gevorderd voor de zeemacht van zeehelden zoals Michiel de Ruyter. Pas later werden werkelijke oorlogsschepen gebouwd en werden de koopvaardijschepen geleidelijk aan niet meer bewapend. De ontwikkeling van schepen die kanonnen konden vervoeren droeg wel bij aan het feit dat de Europeanen overal ter wereld steeds meer voet aan de grond kregen. Ook werden schepen naarmate ze meer bewapening kregen steeds vaker zelf als wapen ingezet in plaats van enkel als middel om soldaten te vervoeren.
Egbert Bartolomeusz Kortenaer of Egbert Meussen Cortenaer (Groningen ca.1604 – bij Lowestoft13 juni1665) was een Nederlands admiraal en zeeheld uit de zeventiende eeuw. In plaats van Meussen wordt ook wel de vorm Meeuwisz gebruikt. Kortenaer werd in 1604 in Groningen geboren en was van zeer eenvoudige komaf, de zoon van een soldaat. In 1626 werd hij bootsman, in 1636 stuurman. In 1630 huwde hij met een Duinkerkse; zijn vrouw overleed in 1636 kinderloos. In 1637 gevangengenomen door de Duinkerker Kapers werd hij al snel vrijgekocht en vierde zijn thuiskomst zo liederlijk in een kroeg dat hij ervoor gearresteerd werd, een van de weinige keren dat hij in de documenten opduikt.