De Vroegmoderne Tijd - soms ook Nieuwe Tijd genoemd - is de periode in de geschiedenis van Europa die volgt op de Middeleeuwen.
Er is onder historici geen overeenstemming over begin en einde van de Vroegmoderne Tijd. De Renaissance, de vijftiende en zestiende eeuw, kan beschouwd worden als een overgangsperiode van Middeleeuwen naar Nieuwe Tijd. De meeste historici laten de Vroegmoderne Tijd kort voor 1500 beginnen. Jaartallen die dikwijls als beginpunt worden genomen zijn 1453, het jaar waarin de TurkenConstantinopel veroverden, 1492, het jaar van de ontdekking van Amerika door Columbus, en 1517, toen Luther zijn stellingen publiceerde en daarmee de reformatie inluidde.
Lange tijd lieten historici de Moderne of Nieuwste Tijd, die dus òf beschouwd wordt als een hiernavolgende periode, òf nog als een onderdeel van de Vroegmoderne (Nieuwe) Tijd, beginnen rond 1800, kort na het uitbreken van de Franse Revolutie (1789), of in 1815, het jaar van het Wener Congres. Toch is het niet ongebruikelijk om ook een groot deel van de negentiende eeuw tot de Vroegmoderne Tijd te rekenen.
Rembrandt beschouwde zichzelf als een historie- en portretschilder. Hij maakte in alle levensfasen door iedereen bewonderde zelfportretten. Zijn honderd geschilderde en twintig geëtste zelfportretten geven een opmerkelijk scherp beeld van zijn uiterlijk en zijn gevoelens. Zijn naaste familie: zijn moeder, zijn vrouwSaskia van Uylenburgh, en zijn zoon Titus van Rijn zijn vaak nadrukkelijk in zijn schilderijen aanwezig. Misschien hebben ook zijn maîtressesGeertje Dircx en Hendrickje Stoffels gefungeerd als model voor bijbelse of historische figuren, maar daarvoor zijn nauwelijks bewijzen.
De entree ligt aan de Nieuwezijds Voorburgwal op No. 147, de zijde van het gebouw waar op een beeld van Atlas die de wereld draagt staat. Het gebouw is dus eigenlijk met de achterzijde naar de Dam gekeerd.
In 1813 werd het even als stadhuis door Willem I teruggegeven aan Amsterdam. Het stadsbestuur zag echter op tegen weer een verhuizing en de onderhoudskosten van het gebouw, maar wilde bovendien graag de Vorst aan de stad binden. Het liet de zaak op zijn beloop en zo is sinds 1815, na de Slag bij Waterloo en het Congres van Wenen het paleis op de Dam in Amsterdam het Koninklijk Paleis van het Nederlandse koningshuis. Sedert 1936 is het, na de overdracht van alle mogelijk nog bestaande rechten van de stad op het gebouw tegen een bedrag van 10 miljoen gulden (in hedendaagse waarde +/- € 100.000.000,=),ook onbestreden rijkseigendom.