De Vroegmoderne Tijd - soms ook Nieuwe Tijd genoemd - is de periode in de geschiedenis van Europa die volgt op de Middeleeuwen.
Er is onder historici geen overeenstemming over begin en einde van de Vroegmoderne Tijd. De Renaissance, de vijftiende en zestiende eeuw, kan beschouwd worden als een overgangsperiode van Middeleeuwen naar Nieuwe Tijd. De meeste historici laten de Vroegmoderne Tijd kort voor 1500 beginnen. Jaartallen die dikwijls als beginpunt worden genomen zijn 1453, het jaar waarin de TurkenConstantinopel veroverden, 1492, het jaar van de ontdekking van Amerika door Columbus, en 1517, toen Luther zijn stellingen publiceerde en daarmee de reformatie inluidde.
Lange tijd lieten historici de Moderne of Nieuwste Tijd, die dus òf beschouwd wordt als een hiernavolgende periode, òf nog als een onderdeel van de Vroegmoderne (Nieuwe) Tijd, beginnen rond 1800, kort na het uitbreken van de Franse Revolutie (1789), of in 1815, het jaar van het Wener Congres. Toch is het niet ongebruikelijk om ook een groot deel van de negentiende eeuw tot de Vroegmoderne Tijd te rekenen.
Het Beleg van Deventer vond plaats tijdens de Tachtigjarige Oorlog, in het jaar 1578. De stad Deventer werd gedurende enkele maanden belegerd door Staatse troepen onder leiding van George van Lalaing, graaf van Rennenberg. De belegering, die begon op 3 augustus 1578, maakte deel uit van het besluit van de Staten-Generaal om de gewestenHolland en Utrecht beter te beschermen tegen plunderingen. In de stad was al sinds 1572 het Duitse Polweiler-regiment gelegerd, dat in opdracht van landvoogd Don Juan van Oostenrijk de stad voor de Spanjaarden verdedigde. Nadat de graaf van Rennenberg een aantal strategische adviezen van Johan van den Kornput had toegepast, was de stad bereid tot onderhandelingen over een overgave; op 19 november 1578 gaf de stad zich over aan de Staatse troepen.
De Dertigjarige Oorlog duurde van 1618 tot 1648 en eindigde met de Vrede van Westfalen, de Vrede van Münster en de Vrede van Osnabrück. De dertigjarige oorlog geldt als een van de eerste moderne 'landoorlogen'. Zo kwam éénderde van de bevolking van het Heilige Roomse Rijk om het leven, en liep het land een grote achterstand in zijn ontwikkeling op.
De oorzaak en de aanleiding van de oorlog was onder meer de religieuze tegenstelling tussen de protestanten en de katholieken in Duitsland, waarbij Duitse katholieke en Duitse protestantse vorsten elkaar bestreden.
Andere oorzaken zijn meer politiek-constitutioneel van aard:
Het centralistisch beleid van de Habsburgse keizer tegenover het particularisme van de Duitse vorsten.