De Vroegmoderne Tijd - soms ook Nieuwe Tijd genoemd - is de periode in de geschiedenis van Europa die volgt op de Middeleeuwen.
Er is onder historici geen overeenstemming over begin en einde van de Vroegmoderne Tijd. De Renaissance, de vijftiende en zestiende eeuw, kan beschouwd worden als een overgangsperiode van Middeleeuwen naar Nieuwe Tijd. De meeste historici laten de Vroegmoderne Tijd kort voor 1500 beginnen. Jaartallen die dikwijls als beginpunt worden genomen zijn 1453, het jaar waarin de TurkenConstantinopel veroverden, 1492, het jaar van de ontdekking van Amerika door Columbus, en 1517, toen Luther zijn stellingen publiceerde en daarmee de reformatie inluidde.
Lange tijd lieten historici de Moderne of Nieuwste Tijd, die dus òf beschouwd wordt als een hiernavolgende periode, òf nog als een onderdeel van de Vroegmoderne (Nieuwe) Tijd, beginnen rond 1800, kort na het uitbreken van de Franse Revolutie (1789), of in 1815, het jaar van het Wener Congres. Toch is het niet ongebruikelijk om ook een groot deel van de negentiende eeuw tot de Vroegmoderne Tijd te rekenen.
1641 - Portugal en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden sluiten een Verdrag van Defensieve en Offensieve Alliantie. Doordat beide partijen het verdrag niet respecteren heeft het géén effect in de Portugese koloniën (Brazilië en Angola) onder Nederlandse heerschappij.
1646 - Bij een brand in de gevangenis van Bredevoort komen 40 mensen om.
In die tijd waren er weinig wegen in de veenrijke regio rond Grol, wat de kleine vestingstad van strategisch belang maakte. Vanuit hier konden de Spanjaarden via het langs Groenlo gelegen riviertje de Slinge strooptochten ondernemen in de Staatse gebieden. De aan het front gelegen vestingen 's-Hertogenbosch, Grol, Oldenzaal en Lingen waren van groot financieel belang. De door de Spanjaarden opgelegde heffingen op handel ('licenten') en contributies leverden een constante en essentiële geldstroom voor de Spaanse oorlogskas. Grol was een van de vestingen waar een Spaans rentmeester gevestigd was en waar alle geïnde gelden uit de Achterhoek en Veluwe werden ontvangen.
Het beleg duurde van 20 juli tot en met 19 augustus, waarna Grol moest capituleren aan de belegeraars. Onderdeel van het beleg was de aanleg van een circumvallatielinie rondom de stad, om te verhinderen dat Grol versterkingen zou ontvangen en om een ontzet te voorkomen. Hendrik van den Bergh, een Nederlands edelman in Spaanse militaire dienst, probeerde inderdaad Grol nog te ontzetten met een groot leger, maar hij kwam te laat.
Willem en Maria Stuart vertrokken met een leger van 14000 huursoldaten in Nederlandse dienst en 7000 anderen (onder meer hugenoten, en Engelse en Schotse vrijwilligers) uit Hellevoetsluis naar Engeland op 11 november. De armada van Willem was, met 53 oorlogsschepen en een kleine 400 transportschepen, zo'n vier keer groter dan de Spaanse Armada van 1588. De snelheid waarmee de hele operatie werd opgezet maakte diepe indruk.