Vegetatiestructuur en -textuur
|
---|
|
Seizoensaspecten zijn fenologische kenmerken van de (temporele) vegetatiestructuur. Ze zijn vooral waar te nemen aan meer complexe vegetaties van klimaatgebieden met duidelijke periodiciteit, wisseling in de seizoenen. Fenologie is de studie van seizoensaspecten, de temporele structuur. De fenologische toestand bij planten in een vegetatie is het stadium van de levenscyclus waarin de soort verkeert op het moment van de vegetatieopname (bv. vegetatief, knopdragend, bloeiend, uitgebloeid, met onrijpe of met rijpe zaden of vruchten); bij mossen wordt gelet op de aanwezigheid van kapsels en het rijpheidsstadium daarvan.
Het eiken-haagbeukenbos (Stellario-Carpinetum) is een voorbeeld van een plantengemeenschap met duidelijke seizoensaspecten: de opvallende bloei van veel planten in de ondergroei bloeit ongeveer in de zelfde voorjaars-periode.
Te onderscheiden aspecten in de loop van het jaar:[1]
aspect periode kenmerken fenofase winter hiemaal november - maart rusttoestand, goed ontwikkelde strooisellaag vroeg voorjaar prevernaal maart - april vroege bloeiers, nog geen bladeren voorjaar vernaal mei - half juni uitbottende knoppen bij bomen zomer aestivaal half juni - half juli volledige ontwikkeling van de vegetatie nazomer serotinaal half juli - half september veroudering van de bladeren, herfstkleuren herfst autumnaal half september - eind oktober bladval
In gebieden met een zeer gelijkmatig klimaat als tropisch regenwoud, maar ook eenvoudige vegetaties als alpiene en arctische vegetaties en ook mos- en korstmosvegetatie vertonen weinig seizoensaspecten.
- ↑ In Midden-Europa, naar F. Thomas (2018) Grundzüge de Pflanzenökologie., p190. Springer Spektrum. ISBN 978-3-662-54138-8