De meeste sulfozouten zijn opaak en bijna altijd sterk met elkaar vergroeid. Er zijn meer dan 200 sulfozouten; slechts enkele daarvan zijn economisch belangrijk.
De term sulfozout werd oorspronkelijk voorgesteld om verbindingen aan te geven die het zout zijn van meestal hypothetische zuren, waarin het zuurstofatoom is vervangen door een zwavelatoom. De term is nog steeds in gebruik om een bepaald type niet-geoxideerde zwavelmineralen te onderscheiden van sulfiden.
Wanneer in sulfiden een metaal en een niet-metaal (bijvoorbeeld arseen of antimoon) aanwezig zijn, neemt dit niet-metaal in de kristalstructuur de plaats in van zwavel, zoals in arsenopyriet (FeAsS). In de sulfozouten daarentegen nemen de niet-metalen in het algemeen de plaats in van de metalen, zoals in bournoniet (PbCuSbS3).
Naarmate het structuuronderzoek vordert, levert de classificatie van sulfozouten steeds meer problemen op. Enerzijds blijken verbindingen die tot de sulfozouten werden gerekend, beter bij de oude indeling van de sulfiden te kunnen worden ingedeeld (zoals enargiet), anderzijds blijkt de structuur van vele sulfozouten een treffende overeenkomst te vertonen met die van de silicaten. Tegenwoordig worden ze bij de sulfiden ingedeeld.